Everzwijnen

Doode Bemde

 Everzwijnen in het Dijleland

Everzwijn in de Doode Bemde

Sinds een tiental jaar zijn er opnieuw everzwijnen in het Dijleland. Eerst wat aarzelend, maar intussen volledig ingeburgerd in heel het gebied tussen Meerdaalwoud en Zoniënwoud.

Wilde zwijnen zijn spectaculaire dieren met een behoorlijke impact op hun omgeving.

Voor de natuur betekenen ze een verrijking. We leven echter in een dichtbebouwd en intensief gebruikt landschap. En in landbouwgebied en tuinen kunnen ze flink wat schade veroorzaken. Een evenwicht vinden in die tegengestelde belangen is niet gemakkelijk. Hoe gaan we om met everzwijnen?

Hoe gaan we in de Doode Bemde om met everzwijnen?

Voor de natuur betekenen everzwijnen een verrijking. Ze wroeten in de bodem waardoor ze dikke strooiselmatten openbreken. In bossen kiemen heel wat boom- en struiksoorten daardoor gemakkelijker. Maar ook in graslanden zorgen ze voor dynamiek. We leven echter in een dichtbebouwd en intensief gebruikt landschap. En in landbouwgebied en tuinen kunnen ze flink wat schade veroorzaken. Een evenwicht vinden in die tegengestelde belangen is niet gemakkelijk.

Daarom ijverde de VHM al van bij het verschijnen van de dieren voor overleg met alle betrokken partijen. Het beheer van een everzwijnenpopulatie moet je immers gezamenlijk en over een ruime regio aanpakken. Dat overleg is intussen een wettelijke verplichting.

Met elkaar praten is de enige mogelijkheid om begrip te krijgen voor elkaars standpunten en tot overeenstemming te komen tussen alle belanghebbenden. We schuiven dus steeds mee aan tafel met de lokale jagers, landbouwers, het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) en het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO). Dat gebeurt jaarlijks in het zogenaamde faunabeheerzoneoverleg.

In Vlaanderen zijn 10 faunabeheerzones afgebakend. Dat zijn gebieden die door min of meer harde grenzen van elkaar gescheiden zijn. Die grenzen, bijvoorbeeld kanalen en autosnelwegen, bemoeilijken de uitwisseling van everzwijnen tussen deze gebieden. Al merkten we de voorbije jaren dat ze vrij moeiteloos die hordes nemen. In die gebieden kan je dan een aanpak afspreken die een antwoord biedt op de lokale situatie. De Doode Bemde behoort tot faunabeheerzone 8. Dat gebied loopt van het Hallerbos in het westen tot in Hoegaarden en wordt begrensd door de E19, de E40 en de gewestgrenzen met Brussel en Wallonië. Bedoeling is dat de betrokkenen een consensus bereiken over de populatiedoelstelling, een gezamenlijke aanpak om die doelstelling te bereiken en preventie naar schade. Wat doelstellingen betreft komt het er op neer dat we in Heverleebos-Meerdaalwoud en de valleien van Dijle, Laan en IJse een populatie willen behouden, maar dat die niet zodanig mag groeien dat er onaanvaardbare schade komt in de omgeving. Op de omliggende landbouwplateaus is het doel om schade te vermijden. In de praktijk komt het erop neer dat daar actueel geen of enkel sporadisch everzwijnen voorkomen en dat we dat zo willen houden.

Al vanaf 2011 houden we met wildcamera’s de everzwijnen in de Doode Bemde in de gaten. Je kan daarmee de evolutie opvolgen, maar hoeveel everzwijnen er zijn, is niet te bepalen. Daar bestaan momenteel ook geen technieken voor. Sinds 2018 gebeurt de monitoring op een meer gestructureerde manier en op grotere schaal: Dijlevallei, Laanvallei, Heverleebos, Meerdaalwoud en een stukje van de IJsevallei. Daarvoor werken we mee met een project van het INBO en ANB. Op die manier hopen we een beter zicht te krijgen op de evolutie van de populatie en op de effecten van de maatregelen die in het overleg afgesproken worden. Een andere parameter die in de faunabeheerzone opgevolgd wordt, is de schade. We willen immers niet dat die te groot wordt.

We stellen vast dat de populatie in het Dijleland nog steeds toeneemt. Het hele jaar door zien we zeugen met biggen. Zelfs in het midden van de winter lopen er kleintjes rond. Groepen van 10 dieren of meer zijn geen uitzondering. Omdat ze vooral ’s nachts actief zijn, valt hun aanwezigheid niet erg op. Degene die de sporen kent, kan er echter niet naast kijken. Ze begeven zich ook meer in het landbouwgebied, vooral in periodes met weinig voedsel in de bossen. Het risico op wroet- en vraatschade in landbouwpercelen neemt daardoor toe. Ook tuinen krijgen wel eens bezoek.

Problemen in tuinen zijn eenvoudig op te lossen door een degelijke draad te plaatsen en geen groenafval te dumpen in de aangrenzende natuur, dat trekt immers everzwijnen aan. Honden laat je ook niet los in natuurgebied. Confrontaties tussen everzwijnen en een hond lopen niet altijd goed af, ook niet voor de hond. Honden los laten lopen in natuur- en bosgebied is trouwens niet toegelaten en om nog andere redenen ook geen goed idee.

Bij landbouwpercelen ligt het moeilijker. Geïsoleerde percelen kan je eventueel tijdelijk afrasteren, maar een heel landbouwgebied is wat anders.

In normale omstandigheden zijn het vooral voedselgebrek en strenge winters die een everzwijnenpopulatie onder controle houden. Strenge winters zijn geen evidentie meer en aan voedsel is in ons landschap geen gebrek. Vooral de alomtegenwoordige maïsteelt is een paradijs voor everzwijnen. Een ander favoriet voedsel zijn eikels en ook daaraan is er de laatste jaren geen gebrek. Al is 2021 op dat vlak wel een uitzondering.
Dat vele voedsel maakt dat biggen die laat op het jaar geboren worden, de winter overleven. Jonge zeugen kunnen drachtig worden vanaf een gewicht van ± 35 kg. Hoe sneller ze dat gewicht bereiken, hoe sneller ze zelf jongen kunnen krijgen. Bij voldoende voedsel en zachte winters neemt het aantal everzwijnen dus zeer snel toe.

Binnen het faunabeheerzoneoverleg is daarom afgesproken om in te grijpen voor het uit de hand loopt. Dat kan niet anders dan door dieren te doden. Dat gebeurt door bejaging. Omdat everzwijnen slimme dieren zijn, moet dat wel doordacht gebeuren. Ze hebben immers snel door waar het onveilig is. Bedoeling is om ze in natuur- en bosgebieden een rustige en veilige leefomgeving te bieden zodat ze maximaal uit tuinen en landbouwgebied wegblijven. In de landbouwgebieden zullen ze dus heel het jaar door actief bejaagd worden. Omdat hun aantal blijft toenemen moet er dan wel af en toe ook ingegrepen worden in de natuurgebieden. Dat gebeurt in de winterperiode. Omdat de omliggende landbouwgebieden dan minder schadegevoelig zijn, is het minder een probleem wanneer ze zich na te zijn opgejaagd tijdelijk in landbouwgebied ophouden. Volgens afspraak organiseren we in de Doode Bemde jaarlijks twee jachtdagen. We doen dat in samenwerking met jagers, maar de regie houden we, samen met het Agentschap voor Natuur en Bos, zelf in handen.

Dit ‘in eigen regie organiseren’ is een bewuste keuze. Jagen in natuurreservaat is geen evidentie: niet voor de bezoekers en niet voor de beheerders. Gelukkig hebben we in het vrijwilligersteam enkele personen die wat kaas gegeten hebben van jagen, de leefwereld van jagers kennen, en de cowboys van de serieuze jagers weten te onderscheiden. Met goede afspraken en in wederzijdse samenwerking organiseren we in de Doode Bemde sinds 2018 per winter telkens twee stille drukjachten. Dergelijke drukjachten worden ook georganiseerd in de omliggende gebieden in de Dijlevallei, de Laanvallei en Meerdaalwoud.

Bij stille drukjachten bewegen kleine groepjes trakkers rustig kriskras doorheen heel het gebied. Verspreid zitten jagers op hoogzitten, dat zijn kleine torentjes. Voor de veiligheid is dat erg belangrijk, omdat de jager op die manier naar de grond toe schiet. De everzwijnen worden door de trakkers in beweging gebracht. Wanneer ze voorbij een hoogzit komen, kan de jager een veilig schot plaatsen.

Drukjacht is niet hetzelfde als drijfjacht. Mogelijk ben je al eens op een drijfjacht gebotst tijdens een wandeling in de Ardennen. Bij een drijfjacht worden de dieren met veel lawaai één richting uit gedreven waar dan op een lijn jagers opgesteld staan. Drukjachten veroorzaken minder verstoring en bieden veiliger en zekerder omstandigheden om een goed schot te plaatsen.

De drukjachten in de Doode Bemde duren telkens vier uur. Om veiligheidsredenen is het reservaat dan tijdelijk niet toegankelijk. Op deze wijze werden de afgelopen winters telkens gemiddeld zo’n tien everzwijnen geschoten.
Door het organiseren van de drukjachten nemen we ons deel van de verantwoordelijkheid bij het beheer van de everzwijnenpopulatie op. Hierdoor verbeteren de relaties met hen die schade of overlast door everzwijnen ondervinden. Het leidde ook tot constructieve relaties en meer begrip voor ons werk in de Doode Bemde bij jagers, een groep waar dat tot voor enkele jaren nauwelijks het geval was.

We hopen dat er op deze manier een draagvlak blijft voor deze dieren en er een populatie everzwijnen in de Dijleland kan blijven bestaan.

Tot slot willen we nog vermelden dat jacht binnen de grenzen van het natuurreservaat beperkt blijft tot jacht op everzwijn. Een uitzondering zijn de Kliniekvijvers. Wij beheren deze vijvers wel, maar we beschikken niet over het jachtrecht.

Enkele foto's uit 2021 van everzwijnen in de Doode Bemde genomen door de wildcamera's: